26 maart 2020
Inmiddels raakt het coronavirus iedereen. België is zoals heel wat andere landen in “lockdown” en iedereen dient sociale contacten maximaal te vermijden. Niet-essentiële winkels en bedrijven moeten sluiten.
Niet alleen de medische maar ook de economische gevolgen zijn enorm.
Heel wat ondernemingen zien zich geconfronteerd met annuleringen van evenementen en/of diensten door hun cliënteel of kunnen zelf – al dan niet tijdelijk – niet aan hun contractuele verplichtingen voldoen.
In sommige gevallen wordt contractueel in vertraagboetes en/of schadevergoedingen wegens annulatie voorzien.
Steeds meer en meer stelt zich de vraag: hoe dien ik met deze gevallen als onderneming en/of particulier om te gaan?
De juridische invulling van deze vraagstelling en de gevolgen daarvan, wordt geregeld door het begrip overmacht.
Principieel strekken overeenkomsten partijen tot wet (artikel 1134, lid 1 B. Wb.).
Dit betekent dat partijen de door hen aangegane contactuele verbintenissen moeten uitvoeren, tenzij ze zich op bevrijdende omstandigheden kunnen beroepen.
De niet-nakoming van een contractuele verbintenis impliceert niet noodzakelijkerwijs dat de schuldenaar wordt gesanctioneerd, op voorwaarde dat de niet-nakoming niet aan hem toerekenbaar is maar het gevolg is van overmacht.
De wet geeft geen concrete definitie van het begrip “overmacht”.
Volgens de rechtspraak wordt overmacht gedefinieerd als een “onoverkomelijk beletsel voor de nakoming van een verbintenis”.
Het moet gaan om een externe en onvoorzienbare omstandigheid (vreemd aan de schuldenaar) die de nakoming van de verbintenis volstrekt onmogelijk maakt en die niet aan de schuldenaar verweten kan worden.
Overmacht veronderstelt dus 2 cumulatieve toepassingsvoorwaarden, met name een gebeurtenis die:
De gewijzigde omstandigheden (het voorval) moeten leiden tot een volstrekte onmogelijkheid van de naleving van het contract. In de rechtsleer en de rechtspraak is het nog geen uitgemaakte zaak of deze “onmogelijkheid” absoluut dan wel relatief kan geïnterpreteerd worden.
In de rechtspraak is wel een tendens merkbaar om dit begrip minder strikt te interpreteren. Bij een deel van de rechtspraak volstaat het om een beroep te kunnen op overmacht dat “de nakoming menselijkerwijze of praktisch onmogelijk is.”
Ontoerekenbaar betekent dat het voorval niet mag te wijten zijn aan de fout van de schuldenaar of van een derde voor wie de schuldenaar moet instaan. Ontoerekenbaar betekent dat het voorval voor de schuldenaar bovendien onvoorzienbaar was bij de contractsluiting en onvermijdbaar.
Indien er van overheidswege verplichte maatregelen worden opgelegd waardoor contractuele prestaties niet kunnen worden nageleefd (voor die specifieke contractuele verplichtingen) zal dit vaak tot overmacht leiden: het zgn. “le fait du prince”.
In heel wat contracten of algemene voorwaarden kunnen bepalingen worden teruggevonden die een beroep op overmacht uitsluiten en/of waarin slechts limitatieve gevallen van overmacht worden weerhouden.
Het wettelijk begrip overmacht is namelijk slechts van aanvullend recht, wat inhoudt dat partijen in onderling overleg hiervan kunnen afwijken.
Het is onder meer belangrijk om te kijken naar de gebruikte bewoordingen: moet de uitvoering fysiek of juridisch verhinderd zijn of volstaat een belemmering of vertraging?
Ook de voorwaarden/procedure die men moet volgen om overmacht te kunnen inroepen zijn van belang. Moet men eerst een ingebrekestelling sturen? Binnen welke termijn moet overmacht worden ingeroepen en hoe dient een beroep op overmacht gecommuniceerd?
Vaak is er ook sprake van uitsluitingen van wat als een vorm van overmacht kan worden beschouwd, zoals “gebrek aan personeel, ziekte van personeel, verlate aanlevering van materialen,…”
Het zijn evenwel net deze vaak voorkomende uitsluitingen die relevant zijn in het kader van de coronacrisis.
De vraag stelt zich immers of een verlate levering en/of ziekte van personeel ten gevolge van pandemie/epidemie die niet expliciet in de contractuele voorwaarden werd opgenomen, als een vorm van overmacht kan worden ingeroepen.
Het is daarom belangrijk om in contracten een overmachtsclausule op te nemen. Zo kan men zelf mee bepalen wat wel en geen overmacht uitmaakt en welke stappen er moeten gevolgd worden als zo’n onvoorzienbare situatie zich voordoet.
Immers, wanneer een contractuele garantie werd afgesloten, met uitsluiting van (bepaalde gevallen van) overmacht, zal de verbintenis onverbiddelijk dienen uitgevoerd en/of leiden tot schadevergoeding.
! In contractuele verhoudingen met consumenten ligt dit anders.
Het Wetboek Economisch Recht verbiedt inzake koop/verkoop en/of dienstverleningsovereenkomst met consumenten een uitsluiting op het begrip overmacht en het koppelen van schadevergoedingen daaraan.
Het gevolg van overmacht is dat de schuldenaar niet langer contractueel aansprakelijk is voor zijn “wanprestatie”. De schuldenaar is bevrijd van zijn contractuele verplichting. Evenmin kan er op die basis een schadevergoeding gevorderd worden.
Indien de onmogelijkheid tot uitvoeren van de contractuele verplichting tijdelijk is, kan dat de schorsing van de uitvoering van de overeenkomst teweegbrengen. Indien ze blijvend is, kan de definitieve onuitvoerbaarheid een einde stellen aan de overeenkomst.
Inzake wederkerige contracten rijst de vraag of de wederpartij nog gehouden is haar verbintenis, met name de samenhangende tegenprestatie, uit te voeren. Het zogenaamde tegenprestatierisico. Als algemene regel kan vooropgesteld worden dat ook de tegenprestatie vervalt.
Dit evenwel onder de voorwaarde dat de onmogelijkheid tot het (tijdig) uitvoeren van de verbintenissen tijdig (d.i. zo snel mogelijk, en conform aan de procedure zoals desgevallend opgenomen in de contractdocumenten) wordt meegedeeld aan de contractspartij.
Bv. A huurde een feestzaal van B en betaalde reeds een voorschot.
B mag omwille van maatregelen van overheidswege opgelegd (“le fait du prince”) de zaal niet meer ter beschikking stellen.
B mag zich beroepen op overmacht. A kan van B geen schadevergoeding vorderen.
Aangezien B zijn prestatie niet nakomt, is A evenmin nog gehouden zijn verplichting (betaling) na te komen. A kan zijn voorschot terugvragen.
De coronacrisis is een buitengewone situatie met een mondiale impact.
Of ze ook overmacht uitmaakt, zal afhangen van de concrete omstandigheden van het geval en de contractuele voorwaarden die zullen bepalen of een geval overmacht is of niet.
Het zal vooral de vraag zijn in welke mate bij het afsluiten van een contract meer dan een half jaar geleden de uitbraak van een pandemie en de impact daarvan op onze economie onvoorzienbaar was. Deze vraag dient toch bevestigend te worden beantwoord.
Het loutere bestaan van het coronavirus op zichzelf en/of de verspreiding ervan zal bovendien niet volstaan om overmacht in te roepen.
De impact op de onderneming en de afwezigheid van fout/schuld van diegene die een leveringsverplichting heeft dient te worden bewezen. De exacte oorzaak voor het niet – nakomen van afspraken dient aldus geval per geval te worden nagegaan.
Zo zal er naar alle waarschijnlijkheid een onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds een overheidsmaatregel die verplicht tot sluiting of het wegvallen van transport door sluiting van de grenzen, en anderzijds, het stilvallen van een fabriek wegens ziekte van personeel of een preventieve sluiting.
Bij discussies zal de rechter geval per geval moeten oordelen of de toepassingsvoorwaarden vervuld zullen zijn.
Dat de uitbraak van COVID–19 en de gevolgen daarvan op onze lokale economie in redelijke mate onvoorzienbaar waren voor ondernemingen, lijkt meer en meer bijval te vinden.
Desondanks kan er geen algemene besluitvorming worden getrokken, alles hangt af van de concrete situatie.
Wat kan je concreet doen als je met een van bovenstaande situaties wordt geconfronteerd?
Ingeval van twijfel, kan u steeds vrijblijvend contact opnemen met ons kantoor.
Heb je geen overmachtsclausule opgenomen in uw overeenkomst en/of algemene voorwaarden en wenst u dergelijke clausule toe te voegen? Ook daarin staan wij u graag bij.